Een paar weken geleden zat ik in de trein naar school toen er een nog al naar alcohol ruikende slecht verzorgde man de trein in stapte. De man zelf viel me pas later op maar de alcohol geur rook ik al toen ik nog druk in mijn ebook aan het lezen was. Iets later stapte er een jonge dame in de trein die klaarblijkelijk nog niet ontbeten had en die een zakje met twee eierkoeken uit haar tas haalde. Toen ze er hier één uitgehaald had en de andere weer netjes had opgeborgen kwam deze man naar haar toe en vroeg of hij die eierkoek mocht. Ze gaf hem een nog al vertwijfelde glimlach en overhandigde hem de eierkoek.
Wat een geweldig voorbeeld van simpele christelijke naastenliefde! Ik dacht toen gelijk aan wat koning Benjamin tegen zijn volk zei in mosiah 4:16-26
16 En ook zult gij zelf hun te hulp komen die uw hulp nodig hebben; gij zult de noodlijdende dienen met hetgeen gij bezit; en gij zult de bedelaar niet tevergeefs om hulp laten smeken en hem wegzenden, zodat hij omkomt.
17 Misschien zult gij zeggen: De man heeft zich zijn ellende zelf op de hals gehaald; daarom zal ik mijn hand weerhouden, en hem niet van mijn voedsel geven, noch hem iets meedelen van mijn bezit om hem niet te laten lijden, want zijn straffen zijn rechtvaardig —
18 maar ik zeg u: o mens, wie ook dat doet, die heeft grote reden om zich te bekeren; en tenzij hij zich bekeert van hetgeen hij heeft gedaan, gaat hij voor eeuwig verloren en heeft geen plaats in het koninkrijk Gods.
19 Want zie, zijn wij niet allen bedelaars? Zijn wij niet allen afhankelijk van hetzelfde Wezen, namelijk God, voor al ons bezit, voor zowel voedsel als kleding, en voor goud en voor zilver en voor alle rijkdommen van allerlei aard die wij bezitten?
20 En zie, zojuist nog hebt gij zijn naam aangeroepen en gebedeld om vergeving van uw zonden. En heeft Hij u tevergeefs laten bedelen? Neen, Hij heeft zijn Geest op u uitgestort en gemaakt dat uw hart met vreugde werd vervuld, en gemaakt dat u de mond werd gesnoerd, zodat gij niet kondt spreken, zo buitengewoon groot was uw vreugde.
21 En nu, als God, die u heeft geschapen, van wie gij afhankelijk zijt voor uw leven en voor alles wat gij hebt en zijt, u geeft wat gij ook in geloof vraagt dat goed is, in het vertrouwen dat gij zult ontvangen, o hoezeer behoort gij elkaar dan niet te geven van hetgeen gij bezit.
22 En als gij de mens oordeelt die, om niet om te komen, bij u smeekt om hulp uit uw bezit, en gij hem veroordeelt, hoeveel rechtvaardiger zal dan uw veroordeling zijn voor het onthouden van uw bezit, dat niet u, maar God toebehoort, aan wie ook uw leven toebehoort; en toch smeekt gij niet om hulp, noch bekeert gij u van hetgeen gij hebt gedaan.
23 Ik zeg u, wee die mens, want zijn bezit zal met hem verloren gaan; en nu, ik zeg deze dingen tot hen die rijk zijn wat de dingen van deze wereld betreft.
24 En voorts zeg ik tot de armen, gij die niet hebt, maar toch voldoende hebt om van dag tot dag in leven te blijven, ik bedoel gij allen die de bedelaar afwijzen omdat gij niet hebt, ik zou willen dat gij in uw hart zegt: Ik geef niet, omdat ik niet heb, maar indien ik wél had, zou ik geven.
25 En nu, indien gij dat in uw hart zegt, blijft gij onschuldig, maar anders wordt gij veroordeeld; en uw veroordeling is rechtvaardig, want gij begeert hetgeen gij niet hebt ontvangen.
26 En nu, ter wille van deze dingen die ik tot u heb gesproken — dat wil zeggen, ter wille van het van dag tot dag behouden van de vergeving van uw zonden om onschuldig voor het aangezicht van God te kunnen wandelen — zou ik willen dat gij van uw bezit aan de armengeeft, ieder naar hetgeen hij heeft, en wel door de hongerigen te voeden, de naakten te kleden, de zieken te bezoeken en in hun behoeften te voorzien, zowel de geestelijke als de stoffelijke, naar hun noden.
Ik voelde me gezegend om getuige te mogen zijn van deze willekeurige daad van naastenliefde. Het bevestigde weer mijn overtuiging dat de meeste mensen om ons heen goede en liefdevolle personen zijn,die het goede voor zichzelf en de mensen om hen heen verlangen!
Tot slot wil ik verwijzen naar een schrifttekst uit de bijbel, en een lofzang die daar op gebaseerd is die er toepasselijk zijn op deze situatie. Matteus 25:31-40 en # 23 Een arme zwerver, moed’ en mat
***English translation will be added later***
Wat een geweldig voorbeeld van simpele christelijke naastenliefde! Ik dacht toen gelijk aan wat koning Benjamin tegen zijn volk zei in mosiah 4:16-26
16 En ook zult gij zelf hun te hulp komen die uw hulp nodig hebben; gij zult de noodlijdende dienen met hetgeen gij bezit; en gij zult de bedelaar niet tevergeefs om hulp laten smeken en hem wegzenden, zodat hij omkomt.
17 Misschien zult gij zeggen: De man heeft zich zijn ellende zelf op de hals gehaald; daarom zal ik mijn hand weerhouden, en hem niet van mijn voedsel geven, noch hem iets meedelen van mijn bezit om hem niet te laten lijden, want zijn straffen zijn rechtvaardig —
18 maar ik zeg u: o mens, wie ook dat doet, die heeft grote reden om zich te bekeren; en tenzij hij zich bekeert van hetgeen hij heeft gedaan, gaat hij voor eeuwig verloren en heeft geen plaats in het koninkrijk Gods.
19 Want zie, zijn wij niet allen bedelaars? Zijn wij niet allen afhankelijk van hetzelfde Wezen, namelijk God, voor al ons bezit, voor zowel voedsel als kleding, en voor goud en voor zilver en voor alle rijkdommen van allerlei aard die wij bezitten?
20 En zie, zojuist nog hebt gij zijn naam aangeroepen en gebedeld om vergeving van uw zonden. En heeft Hij u tevergeefs laten bedelen? Neen, Hij heeft zijn Geest op u uitgestort en gemaakt dat uw hart met vreugde werd vervuld, en gemaakt dat u de mond werd gesnoerd, zodat gij niet kondt spreken, zo buitengewoon groot was uw vreugde.
21 En nu, als God, die u heeft geschapen, van wie gij afhankelijk zijt voor uw leven en voor alles wat gij hebt en zijt, u geeft wat gij ook in geloof vraagt dat goed is, in het vertrouwen dat gij zult ontvangen, o hoezeer behoort gij elkaar dan niet te geven van hetgeen gij bezit.
22 En als gij de mens oordeelt die, om niet om te komen, bij u smeekt om hulp uit uw bezit, en gij hem veroordeelt, hoeveel rechtvaardiger zal dan uw veroordeling zijn voor het onthouden van uw bezit, dat niet u, maar God toebehoort, aan wie ook uw leven toebehoort; en toch smeekt gij niet om hulp, noch bekeert gij u van hetgeen gij hebt gedaan.
23 Ik zeg u, wee die mens, want zijn bezit zal met hem verloren gaan; en nu, ik zeg deze dingen tot hen die rijk zijn wat de dingen van deze wereld betreft.
24 En voorts zeg ik tot de armen, gij die niet hebt, maar toch voldoende hebt om van dag tot dag in leven te blijven, ik bedoel gij allen die de bedelaar afwijzen omdat gij niet hebt, ik zou willen dat gij in uw hart zegt: Ik geef niet, omdat ik niet heb, maar indien ik wél had, zou ik geven.
25 En nu, indien gij dat in uw hart zegt, blijft gij onschuldig, maar anders wordt gij veroordeeld; en uw veroordeling is rechtvaardig, want gij begeert hetgeen gij niet hebt ontvangen.
26 En nu, ter wille van deze dingen die ik tot u heb gesproken — dat wil zeggen, ter wille van het van dag tot dag behouden van de vergeving van uw zonden om onschuldig voor het aangezicht van God te kunnen wandelen — zou ik willen dat gij van uw bezit aan de armengeeft, ieder naar hetgeen hij heeft, en wel door de hongerigen te voeden, de naakten te kleden, de zieken te bezoeken en in hun behoeften te voorzien, zowel de geestelijke als de stoffelijke, naar hun noden.
Ik voelde me gezegend om getuige te mogen zijn van deze willekeurige daad van naastenliefde. Het bevestigde weer mijn overtuiging dat de meeste mensen om ons heen goede en liefdevolle personen zijn,die het goede voor zichzelf en de mensen om hen heen verlangen!
Tot slot wil ik verwijzen naar een schrifttekst uit de bijbel, en een lofzang die daar op gebaseerd is die er toepasselijk zijn op deze situatie. Matteus 25:31-40 en # 23 Een arme zwerver, moed’ en mat
***English translation will be added later***